“You sometimes do things and you’re not sure why you do them, but… it’s almost like a leap of faith, isn’t it?”. Het zijn de laatste woorden van Richard McCann in het interview Glimpses of reality, waar deze serie mee begon. Je kent het gevoel vast wel. Je weet niet precíes waarom je de keuze maakt die je maakt, maar hey, het voelt goed. Alsof je vlak voordat je de keuze maakt jezelf vertelt: dit is wat ik moet doen. Een verklaring komt later wel. A leap of faith, een sprong naar het goede. In dit vierde en laatste deel van de zoektocht naar of we de goede dingen doen, wil ik die sprong centraal stellen. Omdat je het antwoord op de vraag of we écht de goede dingen doen alleen vindt als je springt.

Waag je de sprong? Met die vraag eindigde ik het vorige artikel. Omdat als je beseft wat het goede is om te doen, je niets anders rest dan te springen. Een sprong, niet omdat het interessant is om te springen, niet omdat iemand anders vindt dat je moet springen. Een sprong met als enige houvast een glimpse of reality die je doet beseffen dat het de moeite waard is om de sprong te nemen. Een sprong, bovenal, omdat je ten diepste weet, voelt, vertrouwt, gelooft dat die sprong je helpt om het goede te doen. Het kan bijna niet anders of Richard McCann heeft zich laten inspireren door een zekere Deense filosoof. 

Om te begrijpen waarom die sprong naar het goede zo nodig een sprong moet zijn, neem ik je na Schotland en Hollywood dus nu mee naar Denemarken. Naar Kopenhagen om precies te zijn. Het was daar waar filosoof Søren Aabye Kierkegaard veel van zijn werken schreef. Soms onder zijn eigen naam en soms als één van zijn vele pseudoniemen. Eén van zijn meest gedeelde inzichten luidt:  “Det er ganske sandt, hvad Philosophien siger, at Livet maa forstaaes baglaends. Men derover glemmer man den anden Saetning, at det maa leves forlaends.”1⁠ Oftewel: “Het is beslist waar, zoals de filosofen zeggen, dat het leven naar achteren moet worden begrepen. Maar ze vergeten de andere kwestie, dat het leven naar voren moet worden geleefd.” In de vertaling zou je bijna over het hoofd zien dat dit voor Kierkegaard, al dan niet door de Deense taal, een Kwestie is. Want het leven voorwaarts leven, zo stelt Kierkegaard, vraagt doen, actie, handelen – maar hoe doe je dan het goede?

Kierkegaard beweert nergens dat hij het antwoord heeft op die vraag. Het is immers best een Kwestie. In zijn vele werken maakt hij het de lezer niet makkelijk. Al is het maar omdat Kierkegaard vindt dat we zijn werk niet moeten uitleggen. Al dat uitleggen, bemoeilijkt alleen waar het hem bovenal om gaat: om voorwaarts te leven, in beweging te zijn, te doen. 

Laten we beginnen bij hoe je, aldus Kierkegaard, kan doen. Of, iets ‘specifieker’, hoe je kan leven. Kierkegaard maakt daarin onderscheidt tussen ‘drie stadia van leven’. Dat doet misschien vermoeden dat het drie opeenvolgende fases zijn. Niets is minder waar. Alledrie staan op zichzelf en bestaan soms alledrie tegelijk. Ieder van deze stadia is ”een vorm van leven, een manier van zijn-in-de-wereld die het leven definieert en waardeert door zijn eigen, onderscheidende criteria”2. Het zal je niet verbazen dat in één van die stadia een zekere sprong centraal staat. 

Hoe (het goede) te doen?

Of je het goede doet, kan zijn omdat hetgeen dat je doet leuk, interessant, mooi, of aangenaam is. Het zijn de belangrijkste criteria van succes in het eerste stadium dat Kierkegaard benoemt, het esthetische stadium. Het is een kleine stap naar de wijze van leven die door social media een vlucht heeft gekregen. Met de duizenden influencers op Instagram of Tiktok als verpersoonlijking van het voortdurend streven naar en het presenteren van de meest interessante versie van jezelf. Kierkegaard spreekt ook wel, bijna poëtisch, over ‘leven in de onmiddellijkheid’. Het moet instant leuk, interessant, mooi of aangenaam zijn. In de context van organisatieveranderingen gaat deze onmiddellijkheid mijns inziens vooral over de fixatie op snel resultaat en een proces waar plezier, energie en weinig weerstand centraal staat. Op zichzelf is daar natuurlijk niets mis mee. Quick wins zijn fijn om te realiseren, plezier en energie zorgen voor meer beweging dan een ingewikkeld of ongemakkelijke gesprek met je collega. 

Maar het is een deel van de werkelijkheid. We kunnen niet ontkennen dat een gemiddelde organisatieverandering iets complexer is dan dat. We komen niet van A naar B via een riedel aan quick wins en gesprekken met een glimlach als randvoorwaarde. Wellicht biedt het tweede stadium ons meer?

Of je het goede doet, kan ook gaan over een duidelijk beeld wat goed en juist is (of niet goed en niet juist). Dat wordt in dat geval bepaald door de normen, waarden en andere regels die je afspreekt of aanhangt (als samenleving, als organisatie, of zelfs als gezin) – en waaraan je besluit jezelf te conformeren. Wat ‘goed’ is, wordt daarmee normatief vastgesteld in die regels, normen en waarden. Welkom in Kierkegaard’s ethische stadium. Omdat het in dit stadium verder gaat dan alleen leuk, interessant en mooi zijn er meer complexe verwachtingen, verlangens en verplichtingen3. Het lijkt wel een organisatie, nietwaar! Ga maar na. Hoe klein of groot je organisatie ook is, ze is gebouwd rondom een set van afgesproken regels, normen en waarden. ‘Zo doen we het hier’. Met alle verwachtingen, verlangens en verplichtingen van dien. We vatten onze belangrijkste gedragsafspraken in kernwaardes. Schrijven bedrijfsprocessen keurig uit in handboeken. En hebben beleid opgesteld voor ieder denkbaar aspect van onze organisaties. Ook in de meer tijdelijke aard van organisatieverandering richten we ons ‘organisatieleven’ zo in. Behalve nuttig en een houvast, zijn alle verandermethodes van de afgelopen decennia feitelijk niets minder dan een ethische manier van beschrijven wat de ‘juiste’ manier is om te veranderen. Waarbij ieder van de methodes vaak alleen werken als je heel precies de set van normen, waarden en regels van de betreffende methode volgt. 

Hoe interessant, hip of happening een dergelijke methode moge zijn – ook dit is slechts weer een deel van de werkelijkheid. Net als het esthetische stadium geeft ook het ethische stadium van leven (of organiseren, of veranderen) je een deel van een antwoord of je het goede doet. Geen van de verandermethodes, hoe effectief ook, kan claimen dat het volgen van de regels van de methode leidt tot gegarandeerd het goede doen. Immers, het goede doen volgens de methode betekent nog niet dat je precies het goede doet in het veranderproces dat je enigszins hanteerbaar maakt via dezelfde methode. Ligt het geheim dan toch verscholen in dat derde stadium? 

Als katholiek doopte Kierkegaard dit derde stadium tot het ‘religieuze’ stadium. Inderdaad, ‘religieus’ is hier met opzet tussen haakjes geschreven, omdat het voor Kierkegaard niet gaat over een overgave aan (een) God. Het zegt veel meer over de opgave die je, aldus Kierkegaard, als ment hebt. Het religieuze stadium is “wanneer de mens bewust kiest om zijn leven inhoud en vorm te geven, zich niet verschuift achter regels ‘omdat het nu een maal zo hoort’, maar zich verantwoordelijk gaat voelen voor zijn daden (…), het stadium waarin de mens alles wil doen en alles wil lijden om het goede.”4De voorwaarde die Kierkegaard stelt om dit stadium te bereiken is het nemen van, jawel, een leap of faith. 

A leap of faith

A leap of faith is een sprong naar iets waarvan je niet precies weet wat het is, maar gelooft dat het het goede is. Voor Kierkegaard was deze sprong  “een toestand van zijn waarin een persoon wordt geconfronteerd met een keuze die rationeel niet kan worden gerechtvaardigd en hij daarom erin moet springen”5. Anders gezegd, volgens Kierkegaard – en ik ben het daar in met hem eens – kun je van tevoren nooit voor de volle honderd procent zeker weten of rationeel verklaren dat datgene wat je doet het (enige) goede is. Je kunt dan blijven ‘hangen’ in vertwijfeling, of, de sprong vol vertrouwen nemen. De keuze is aan jou. 

Je hebt dus de keus om in vertwijfeling te blijven hangen, maar aantrekkelijk maakt Kierkegaard het niet. Geert Jan Blanken, schrijver van Kierkegaard – een inleiding in zijn leven en werk omschrijft het als volgt: “Waag ik de sprong in vertrouwen niet, dan passeert het leven mij. Spring ik, dan kom ik daar waar het leven zich werkelijk afspeelt”6

Voor Kierkegaard het wagen van de sprong (en de drie stadia van leven) over jezelf worden. Taal is hier van belang. Blanken: “In tegenstelling tot ‘jezelf zijn’ drukt ‘worden’ een beweging uit, die zich voortdurend moet voltrekken.”6In al die organisatieveranderingen of aspecten van een organisatieverandering waar de mens – met haar gedrag, haar wijze van samenwerking, de manier van interactie, haar leiderschap – een rol speelt, speelt bij een eenieder dit proces van ‘jezelf worden’ een rol. Omdat je in dergelijke (aspecten van) organisatieveranderingen concreet moet worden over wat je doet, omdat je vrij moet zijn om te doen, omdat je jezelf (en de ander) tegenkomt met al je twijfels en zorgen en angsten (en energie, compassie en overtuiging) en omdat je, in een context van verandering waar jezelf een rol speelt, ook moet loslaten om ruimte te maken voor iets anders. 

Als je in de context van een organisatieverandering het goede wil doen, (voorwaartse!) beweging wilt realiseren, een wezenlijke (gedrag)verandering doormaken, wilt acteren op de glimpse of reality die je ziet, dan zit er soms niet anders op dan te vertrouwen dat je het goede doet. Een simpel recept daarvoor is er niet. 

KEEP TALKING

De dialoog – uitvoerig besproken in de twee voorgaande artikelen – is dé manier om dit individuele proces van jezelf worden (ook) collectief te maken. Een dialoog, gelijk aan de stadia van Kierkegaard, vol vertwijfeling en – uiteindelijk – vertrouwen om de sprong te wagen. Opdat we het goede doen. 

Hoe belangrijk de dialoog is, wordt op kleine schaal pijnlijk duidelijk in tijden als waar we nu, ten tijde van het schrijven van deze woorden, middenin zitten: “In mijn klas zit ook Sacha, het enige Russische jongetje op school. Is het voor hem niet ontzettend moeilijk als we in de klas zo veel aandacht besteden aan het land waar de brute leider van zijn vaderland schaamteloos binnenviel? Hoe voelt het überhaupt als je geboren bent in een land waarover de hele wereld op dit moment met afschuw spreekt?” Aan het woord is  Merel van Vroonhoven7, voorheen bestuursvoorzitter van de Autoriteit Financiële Markten en nu leerkracht in het speciaal onderwijs. Met Sacha, een Russisch jongetje in haar klas. “We moeten praten, niets wegstoppen,” besluit Merel. Een vriendin van haar, ook Russisch, beaamt het: “(Als we toegeven aan boosheid op alle Russen) dan krijgt Poetin zijn zin: verdeeldheid. De enige manier is naar elkaar luisteren en erover praten. In het parlement, op straat en in de klas.” En dan krijgt Merel een appje van de moeder van Sacha: “Hi, Merel. Sacha wants to perform a speech on Monday morning to state that our Russian family is against the war in Ukraine. Can you help me to translate?”

Het goede doen. Niet omdat het leuk, aangenaam of mooi is voor Sacha als enigste Russische jongetje in de klas en van de school. Niet omdat Sacha het volgens de huidige normen en waarden moet doen. Het is zijn keuze. Sacha waagt de sprong. Dwars door de vertwijfeling heen, vanuit het vertrouwen dat het goed is om te doen. En met een heel klein beetje geluk leidt dat weer tot nieuwe goede dingen.

Epiloog: over harmonie

Doen we de goede dingen? Hoe komt het dat we soms nog steeds het kwade doen? Hoe komt het dat je weet wat het goede is en het kwade blijf doen? Weten we precies waar we uitkomen als we de sprong wagen?  Voorwaarts leven is liefhebben én het leren kennen van de angst.Als de goede dingen doen ergens op neerkomt is het, uiteindelijk, een continu zoektocht naar harmonie. Een zoektocht temidden van constante tegenstellingen tussen goed en kwaad, tussen als het kwade gezien worden en het goede willen doen, tussen wel en niet veranderen, tussen het nieuwe aanwakkeren en het oude een plek geven8, tegenstellingen tussen wij en zij, jou en mij.

Doen we de goede dingen is een vraag die verlamt als het antwoord eindig moet zijn. Doen we de goede dingen is een vraag die energie geeft als het een continue zoektocht waarin ieder moment in een organisatieverandering een kans is om het goede te doen. De suggestie om het goede te doen, die vanzelf naar boven drijft als je op zoek gaat naar de harmonie in de verhalen die je vertelt.

“Wij zijn de verhalen die we zelf vertellen”, aldus Shekhar Kapur9. Kapur is een van de meest succesvolle filmmakers van Bollywood, de filmindustrie die Hollywood in het aantal filmproducties per jaar ver voorbij is. In zijn lezing voor TEDx, het walhalla voor presentaties, vertelt Kapur dat hij met opzet zorgt dat hij in een staat van paniek raakt. Paniek leidt tot de meeste creativiteit, luidt zijn overtuiging. Makkelijker gezegd dan gedaan? Vlak voor zijn presentatie scheurt hij al zijn tekst in stukken en gooit deze weg. Het leidt tot een verhaal dat alle kanten op gaat. Chaos in structuur en in boodschap. De strikte regels van TEDx lijken hem niet te deren. Tot in de 27ste minuut. Tien minuten na de zeventien die hem gegeven waren. De dame die hem de bloemen als bedankje moet overhandigen, staat al met een half been op het podium. 

En dan slaat de paniek bij Kapur toe. Althans, zo lijkt het. In de laatste minuut wil hij alle eindjes samenknopen die hij de afgelopen minuten had neergelegd. En dat zijn er nog al wat … Het einde van zijn verhaal start met een vraag aan zichzelf: “But ultimately, what is a story?” 

Zijn antwoord is fascinerend: “(Een verhaal is) een tegenstelling. Alles is een tegenstelling. Het universum is een tegenstelling. En we zijn allemaal constant op zoek naar harmonie. Als je opstaat, zijn de dag en de nacht een tegenstelling. Die eerste blauwe blos is waar dag en nacht harmonie met elkaar proberen te vinden. Het probleem met veel van de verhalen die we vertellen (…) is dat we proberen die tegenstellingen op te lossen. Harmonie is niet hetzelfde als een oplossing. Harmonie is de suggestie, iets dat veel groter is dan een oplossing. Een oplossing is iets dat veel beperkter is. Het is eindig. Harmonie is oneindig.”

De sprong naar een suggestie van een betere, mooiere, leukere, effectievere, slimmere, krachtigere organisatie. Dat is een plot waard om te maken, bespreken en (be)leven met elkaar. En helemaal een sprong in het onbekende is het niet. Heel soms zie je een flard van de wereld aan de andere kant van de sprong, als we een glimpse of reality krijgen. Een glimpse of reality als een klein stukje van ‘het goede’. Of we de goede dingen doen is daarmee geen vraag, maar een continue opgave waarin je soms, met elkaar, de sprong moet wagen.

Niets missen van De Veranderfilosoof?